Een wereld zonder prietpraat

Ontdek het mysterie

staat op de wapperende vlag voor het Amersfoortse pand met de naam Jacob van Campen.

Het gebouw heeft de uitstraling van een statig woonhuis, heel gewoon in deze binnenstad buurt. En zo wil de Orde van Vrijmetselaren zich, ondanks de gekoesterde geheimzinnigheid, 250 jaar na oprichting van de Nederlandse Grootloge ook het liefst presenteren.

De deur van het pand staat op een kier; bestuurslid Jaap Schenk van de plaatselijke loge heeft hem met oog op ons gesprek al uit het slot gehaald. Maar na de ontvangst gaat de deur toch weer dicht. Vrijmetselaars gunnen de buitenwacht tegenwoordig graag een blik in hun wereld, maar dan wel door een kiertje.

Zo’n vergelijking past wel in deze wereld vol symboliek. “Ik kom hier graag”, zegt Schenk in de sobere benedenzaal, waar in brand geschilderde blauwe ramen schietlood, waterpas, passer en winkelhaak te zien zijn. Aan de rechthoekige tafel komen elke avond zo’n dertig leden bijeen om aan zichzelf en aan een betere wereld te werken. Ze doen dat aan de hand van symbolen en rituelen uit de wereld van de middeleeuwse metselaarsgilden.

Innerlijke drang

Dat voormalig bedrijfsadviseur Schenk hier graag komt, heeft niet zozeer met het gebouw te maken. “Het zit ‘m in de broederschap. Als ik mijn broeders zie op de hei, is het ook goed. Ik heb een sterke innerlijke drang om hen te ontmoeten. Daarbij horen gevoelens van herkenning en bestemming, maar ook van innerlijke rust en verbondenheid. Kwetsbaarheid. Eigenlijk zijn het onmetelijke gevoelens.”

Hij was er als 27-jarige jongeman vroeg bij. De meeste Vrijmetselaars melden zich pas rond hun veertigste, maar Schenk was al eerder geïnteresseerd. Aan zijn hervormde jeugd in Blaricum had hij grote belangstelling voor het ‘ware geloof’ overgehouden. Zijn jarenlange zoektocht langs talrijke kerken, spiritisten en jehova’s getuigen leverde echter niks op. Een open avond van de Vrijmetselaars gaf hem meteen een warm gevoel.

Hij belandde in “een wereld zonder prietpraat”, waar mannen nog de tijd nemen om te luisteren naar “iemand met een ander gedachtegoed”. Hij ontmoette mensen die – net als hijzelf – op zoek waren naar antwoorden op de grote levensvragen. Zulke plekken zijn zeldzaam. Kerken rekent Schenk er in ieder geval niet toe. “Daar ligt de zingeving panklaar, daar is het dogma leidraad. Ik ben een zelfstandig zoeker, ik ben niet op zoek naar een waarheid die al klaar ligt.”

Schenk: “Vrijmetselarij biedt een door de eeuwen heen beproefde methode, laten we het maar even een methode noemen, om tot een invulling te komen van de zoektocht naar de zin van het leven. Het is een manier om jezelf te verdiepen in wat je voelt en zoekt. Daarmee ontstijg je de oppervlakkigheid van het leven, het gesprek op verjaardagspartijen over voetbal, mooie auto’s en vrouwen.”

Diepgang zocht en vond Schenk. “Waarmee ik niet zeg dat het hier altijd zo diepgravend toegaat, maar de maximale potentie daarvoor is wel aanwezig.
We zitten na een bijeenkomst hier aan tafel soms ook een beetje aangeschoten bij een borrel te keuvelen; dat hoort er net zo goed bij. De loge is tegelijk een bakermat voor vriendschappen.”

Zuivere kubiek

Voor borrelpraat is geen gelegenheid in de tempelruimte, een verdieping hoger. Hier voeren de broeders hun rituelen uit, omgeven door symbolen die verwijzen naar de kosmos en de tempel van Salomo. De zwart-wit geblokte vloer duidt op goed en kwaad. De witte kubus is een uitbeelding van de zuivere kubiek, het resultaat van jarenlang werken aan de ruwe steen die de mens is. Tijdens zittingen ligt er – uitsluitend als symbool – een geopende bijbel op, maar een ander heilig boek kan ook.

Het eerste ritueel dat Schenk hier meemaakte, was zijn inwijding als leerling-vrijmetselaar. Maar wat er op die koude februari dag (“De kachel was kapot”) precies gebeurde, vertelt hij niet. De rituelen van de vrijmetselaars zijn geheim, hun bijeenkomsten besloten. Dankzij internet liggen veel geheimen echter op straat. “Klik google maar aan”, zegt Schenk.

Wie zijn raad opvolgt, krijgt inderdaad na enig zoeken zicht op de inwijdingsrituelen die – oneerbiedig gezegd – wel iets van een toneelstukje hebben. Tegelijk overvalt de nieuwsgierige zoeker een gevoel van gêne, of misschien wel teleurstelling. Waarom kijken in een wereld die de betrokkenen liever gesloten houden? Waarom is het in deze tijd van overdreven openheid zo moeilijk om een geheim te respecteren?

Misschien omdat er dingen gebeuren die het daglicht niet kunnen verdragen. Dat is volgens Schenk zeker niet het geval. Helemaal zeker was hij daar zelf van te voren niet van. “Ik moest me eraan overgeven en vertrouwen hebben in wat me zou overkomen. Er zit namelijk een verrassingselement in. Het was geen ontgroeningproces. Er gebeurde niks oneervols; men speculeert daar graag op, maar dat is klinkklare onzin. Het stond allemaal op een hoog zinnelijk en zedelijk peil, het was pure schoonheid.”

Meer vertelt hij niet. “Dan is de verrassing eraf, alsof ik jou ga vertellen wat voor cadeautje je in je schoen krijgt. Dat is niet leuk, het is veel leuker om dat pas bij het uitpakken te ontdekken. Iedereen kan tegenwoordig zoeken op internet. Maar een echte zoeker weet hoe dierbaar het uitpakken is. Het ritueel gaat over eigenschappen van jezelf. Als je die ontloopt en uiteindelijk alleen maar wilt consumeren, ga je uiteindelijk aan jezelf voorbij.”

Spannend jongensboek

Zo koestert Schenk net als die zesduizend andere Vrijmetselaars in Nederland graag het mysterie. Hij geniet van de oude gebruiken (hand op het hart), de kledingvoorschriften (“Zo drukken we gelijkwaardigheid uit”), de archaïsche taal (‘comparitie’ in plaats van bijeenkomst) en de afwezigheid van vrouwen in deze mannenwereld. “Door de invloed en aanwezigheid van de vrouw zou het karakter van de samenkomsten veranderen. Ook een andere buitenstaander erbij kan niet, die is niet ingewijd. Dan verdwijnt de kwetsbaarheid.”

Het heeft iets weg van een spannend jongensboek vol codes en wachtwoorden. Maar Schenk spreekt dat tegen. “Ik was ooit lid van de padvinderij, maar ben daar gillend weggelopen. De sfeer van een jongensboek riekt naar machogedrag, soms naar medeplichtigheid en samenzwering. Hier gelden geen maskers van het jongensboek. Wij zijn heel transparant. Als in de loge iemand de vrijheid van denken of meningsuiting manipuleert, dan grijpen andere broeders hem meteen in de nek. Dat wordt hier niet geslikt.”

Tekst: Bert van der Kruk (NCRV)